30 april 2016

Forty - Love

 

 

Gisteren zaten al mijn vrienden te dicht bij elkaar in mijn sjofele zetel. Ik had ze uitgenodigd voor een dia-avond, omdat ik al mijn Aziëplaatjes eindelijk netjes had ingescand en omdat ik eens wat uitvoeriger op de vraag ‘Hoe was het in Thailand’ diende te antwoorden. (Serieus, wat een kutvraag. Stop daarmee.) 

Ik toonde veel te veel foto’s, stopte iedereen vol Thaise curry en klikte heel snel door toen bleek dat ik een paar heel artistieke selfies was vergeten uit de selectie te halen. Of het informatief is geweest, valt te betwijfelen: ik heb nog de helft niet verteld en blijkbaar trek ik alleen maar foto’s van raar gegroeide bomen en rotsformaties. En van die ene zotte avond met uw ex-klasgenoot en de ambassadeur van Cambodja, daar hebt ge toch wel foto’s van zeker? Wel. Nee. Want daar waren weinig boomformaties en raar gegroeide rotsen.

Die nacht sta ik op om mijn maaginhoud terug te schenken aan de wereld. Zo veel wijn had ik nu ook weer niet op, maar daar zit ik dus naar paarsrood verteersel te staren. Gatver. Ik wil mijn lief niet wakker maken met mijn gestommel, dus spreid ik een handdoekje in de badkamer en vlei me daar op neder tot de volgende vlaag misselijkheid mijn maag doet beslissen zich nog verder van haar inhoud te distantiëren.

Het is de wijn, denk ik.
Moet wel, toch?
Neen, Mathieu. Het is de wijn niet. Het zijt gij, met uw overdrijvingsdrang. Uw ellendige horror vacui. 

Ok, ‘neen’ is tegenwoordig niet het meest geuite woord in mijn vocabularium. Maar ik, jonge entrepreneuse, kan toch geen opdrachten beginnen weigeren? Ik ben verdorie nog maar net begonnen. Stel u voor dat ze dan met hun business op een ander gaan. En nooit meer terugkomen. Aaaah! Moet klanten binnenhalen! Moet klanten tevreden houden! Moet niet panikeren wanneer potentiële klant lacht met mijn prijzen! (Te duur, vonden ze. Chance, dacht ik, dan kan ik dit weekend naar de cinema in de plaats van copy te schrijven over soutiens.)

Het is niet de Bordeaux, het is to do-itis: het malen van agendapunten door mijn hoofd, een malen dat buiten seks en slaap elke activiteit overstemt. Onstuitbaar en met de schrilheid van een tekortgedane kleuter. Jengelend, met lange nagels krassend over de maagwand, die in squashbalmodus overslaat wanneer de lijsten de post-its overschrijden — een fucking collage, is het.

Zodus: enige spreiding van de workload dringt zich op. En omdat ik niet van het type ben dat alleen maar loopt te zeuren dat ze nu eigenlijk toch wel haar job had opgezegd omdat ze andere dingen wilde doen, gelijk in het atelier tafels schuren en meubels leren overtrekken en misschien ook wel eens een dode vogel opzetten, heb ik een oplossing bedacht. De oplossing heet Tennis. Gaat ze nu echt in zo’n snobistisch clubhuis wat zitten gin & tonics drinken? Welnee, dat heet tennis, zonder hoofdletter. Het mijne heet Tennis met een hoofdletter, het is cryptisch voor ‘ik ga het team uitbreiden met een lekker wijf in een kort rokje’ en ik ga er u later meer over vertellen, want buiten een naam en veel goede bedoelingen, staan we in feite nergens. Aces!