23 maart 2017

De stand der dingen — I

 

Ze schrijft niet meer. Nee. Ik peins dat ze het opgegeven heeft. Ze was aan het liegen ook, met al dat gedoe over werkloos zijn. Dat kind is niet werkloos, dat heeft verdomme een eigen BTW-nummer. Ja. 

Het is waar. Ik ben een leugenares. Huichelachtig. Ach. Ik zou u ook het leven kunnen voorschotelen zoals het zich voordoet, maar van verveling wordt ge ook niet beter, of wel? Goed, onder het juk van de eerlijkheid, beken ik: ik vul mijn dagen, avonden, weekends zelfs met het spervuur van vingers op toetsen. Klaviergrossier, word ik ondertiteld.

Maar dat is natuurlijk ook allemaal gelogen. Want alles draait om de niet-toetsenbord-dagen. Er zijn dagen die alleen maar nacht zijn. Van openingsuren van de lokale horeca weet ik niks, maar sluitingsuren zijn parate kennis. Gevraagd naar de mooiste dag van haar leven, antwoordde Brigitte Bardot ‘C’était une nuit’. Elle et moi, on se comprend. Mijn haren springen uit hun speldjes. Mijn ogen waren netjes zwart omzoomd met daartoe ontworpen potloden, maar zijn onderweg hun vorm verloren. Potlood op mijn kaken. Potlood op mijn kussens. Mijn schoenen kleven aan de dansvloer, ik moet ze op maandagochtend poetsen met wat speeksel tot het zwart lacqué mij een air van professionaliteit verleent. Ik glimlach omwille van de korstjes drank en de verloren confetto aan mijn zool — stille getuigen van het kabaal dat weekend heet. Want ik dans, verdomme, ik dans mij dol. Ik dans in de Alpen. Ik dans met een lampenkap op mijn hoofd. Ik dans op Drake. (Niet óp Drake. Rolt met ogen.) Ik dans met een gebroken been en speel mijn krukken kwijt. Ik mag daarentegen niet dansen in de Aquarium. Ik mag ook niet dansen met opgezette raven die ter decoratie dienen. En ik mag zeker niet dansen met de schoonste jongen van Londen. (Maar ik doe het toch.)

Natuurlijk is er niet alleen maar dansen. Van dansen komt sjansen, dat weet gij ook. En al die grote principes van mij, die zijn na negen maanden pandapunten sparen ook geen snars meer waard. Zelfs principes hebben een houdbaarheidsdatum. En natuurlijk heb ik het allemaal verkeerd aangepakt. Ik pretendeer een evenwichtig mens te zijn. Moreel uitgebalanceerd, vrouw van overwogen beslissingen. Maar in plaats daarvan zit ik show te geven in een fucking lycra catsuit — de Conga, godbetert. Ik zeg het u: ik ben niet te vertrouwen op een dansvloer. De duisternis herkalibreert hart en hoofd, discobollen en stroboscopen schijnen onvoldoende licht op de tijdelijke teloorgang van al mijn geloofsovertuigingen. Ik, vrouw van woorden, ben na overconsumptie van feestelijkheden de mede-auteur van conversaties die het daglicht schuwen. 

Hij: “Ik geloof niet in monogamie.”
Ik: “Weet uw vrouw dat?”
Hij: “Nee.”

Eenmalige standen worden steeds vergezeld van het tussenvoegsel “’s nachts”. Overdag dient men in te staan voor zijn eigen voorzieningen. Maar zelfs dat soort nocturne zwijmelarij valt met wat schouderophalen en een diepe zucht of twee te boven te komen. Ik treed buiten mijn krijtlijnen, wees nu maar gewoon blij voor mij. De krijtlijnen zien er zelfs wat verregend uit. Ik steek al eens een teen uit om de temperatuur van het water aan de overkant van de ingebeelde lijn te peilen. Het voelt zwembaar. Maar ik trek me tijdig terug in mijn hinterland van schrijverijen en leesboeken zonder prentjes. Want ik weet: de echte raapsels liggen elders. 

Wie jaagt knijpt één oog dicht, moet ge weten, de blik gericht op een of ander creatuur van de nacht. Maar dan riskeert ge al eens uw dieptezicht te vergeten en over uw eigen Batvrouw-cape uit te schuiven. Ik niet, natuurlijk. Nee. Ik kneep even mijn oog dicht om door dat vizier te turen, maar ik ben een vrouw die weet dat ge best uw ogen wijd open kunt houden.