21 januari 2016

Farang, mijn nieuwe geuzennaam

 

 

De oplossing zit in de literatuur. De oplossing voor alle levensvragen zit namelijk in de literatuur. Ge moet boeken — albeit de juiste — lezen gelijk ge een Madame Soleil raadpleegt. Ge leest het juiste boek op de juiste plaats op het juiste moment en de woorden maken paadjes in uw hersenen die samen leiden tot begrip, tot het zien van grotere gehelen, tot Gestalt. 

Mijn klaarheid scheppende heiland heet Lawrence Osborne, auteur van Bangkok Days. Waar het mij overduidelijk aan ontbreekt is de swag van de expat die eenzaam doch in stijl zijn dagen slijt in de hitte. Geen ordinaire eenzaamheid, maar de literair verantwoorde soort. Die van de heremiet die zijn pakken misschien niet strijkt maar ze met toch-nog-niet-vergane glorie draagt. Na Hunter S. Thompson en George Orwell zijn Burmese Days had mijn frank al gevallen moeten zijn — allemaal mannen die belangrijk doen, gin & tonics drinken en boeken lezen in de tropen. Dat kan ik ook.

Ik bestel een Cosmopolitan en check de farang mannen (Thais voor ‘foreign’) die net als ik alleen aan tafel zitten in Amorosa, een bar op een dakterras dat de laatste zonnestralen netjes kadreert rond Wat Arun, de keramiektempel aan de overkant van de rivier. Ik laat mijn Lonely Planet in mijn tas zitten en oefen mijn overschouwende blik, die van de expat die wél weet waarom zij hier zit en meewarig lacht om de onbenulligheden van het thuisland dat ze ver achter zich heeft gelaten. Farang nummer één is gay. Dat leid ik af uit zijn betreurbare keuze voor een blauwe cocktail en zijn Ralph Lauren polo waarvan het logo te groot is en de makers ongetwijfeld Chinees praten. De andere ziet er patent uit, neemt geen foto’s van de zonsondergang en bevestigt zijn status als cliché bachelor wanneer een halfuur later zijn Thaïs vriendinnetje de barkruk naast de zijne inneemt. 

Ik groei in mijn rol. Amper één etmaal en twee Cosmopolitans nadat ik het licht heb gezien, loop ik dartel door de hindernissenbaan die straat annex markt heet en pak twee sardienenblikken van boten alsof ik al mijn hele leven niks anders gedaan heb. Ik ga gezellig wat gruwelen in het Anatomiemuseum in Thonburi, eet een curry’tje en ga vervolgens uitblazen in het poepchique Nai Lert Park Hotel waar het pandemonium van gestapeld verkeer efficiënt wordt bestreden met netjes getrimde jungle, watervallen en een pool bar waar ik me zonder scrupules laat bedienen. 

Nooit zult ge mij horen klagen over obese mid-lifers uit het westen die in dit soort hotels de levensgenieter komen uithangen. a) ze hebben gelijk. b) deze perverselingen maken amper 5% uit van de clientèle van pingpongshoooo’s en andere speeltuinen, dus daar gaat uw clichébeeld.