24 januari 2016

Si j'avais un marteau

 

 


Vandaag heb ik een mes gemaakt. Echt waar. Het heeft een stalen lemmet en een houten heft en het is scherp en puntig. Ik sloeg met een hamer op een stukje oranje gloeiend metaal. Ik sloeg mij een ongeluk, tot het metaal plat en recht was en mijn handen blaren hadden. Met zijn drieën hamerden we er op los, alternerend gelijk Sneeuwwitje haar dwergen. Het mag een wonder heten dat ik geen tinnitus heb opgelopen van het voortdurende getingel van metaal op metaal, maar gatverdamme, heb ik daar toch even een schoon stuk artisanaal snijgerief vervaardigd met niets meer dan wat kolen, een stuk gerecupereerd autostaal en een bladerblazer. 

Het was ter anticipatie, dat mes. Het is ontegensprekelijk bewijs voor de VDAB dat ik wel degelijk mijn talenten aanscherp in deze periode van staatssteun. Maar ook voor u. Want ik zie u al komen. “Wat hebt ge geleerd, daar op reis in het verre Azië?” Ge gaat mij de vraag stellen, met geglazuurde stem, binnen de 48 uur na landing. Het is een beetje een kutvraag, want het veronderstelt dat ik hier iets kwam zoeken, namelijk waarheid, en dat ik in die twee maanden die ik hier verspild heb toch wel minstens een antwoord moet hebben kunnen verzinnen dat een cafégesprek kan animeren. Dus ik heb erover nagedacht. Bij wijze van eerste repliek produceerde ik een langgerekte “eeeuh”. Vervolgens kwam er iets opborrelen. Oosterse wijsheid, zonder twijfel. Komt ie: “Van rijst kan men werkelijk oneindig veel bereidingen maken.” Diep.

Daarom, maar toch vooral omdat ik een stielvrouw wilde worden, smeedde ik een dolk. Ik overdrijf geeneens, het ding is te groot om er zonder vrees schorseneren mee te schillen, al zoudt ge er moeiteloos een geitje mee kunnen kelen. Niet dat dat nodig is, geitjes kelen. Ik zie ze liever heel, mijn geitjes. Een demi-chef is het, met de ballen van een bowie. Voor wie het weten wil, volgt een handige gids voor het maken van een mes met huis-, tuin- en keukenmiddelen en wat Laotiaanse inventiviteit. Want dat heb ik geleerd.
 

    1.    Ge vindt een stuk staal dat ooit dienst deed onderaan een auto. Ik zou u zeggen welke functie het daar had, onderaan de auto, maar mijn Laotiaans reikt zo ver niet, noch mijn kennis van auto-onderdelen.

    2.    Ge verhit het stuk staal van 40 op 10 cm in een zelfgemaakte oven die bestaat uit een hoopje smeulende kolen, twee golfplaten en een bladblazer.

    3.    Ge haalt uw gloeiend stuk staal uit de kolen, plaatst het op het ronde aambeeld (een erfenis van de overgrootvader) en kapt het met beitel en hamer in tweeën.

    4.    Herhaal stap twee en drie en verdeel het stuk in de lengte in drie gelijke repen.

    5.    Elk reepje wordt diagonaal in twee gekapt, zodat ge zes messen maakt.

    6.    Van elke diagonaal gaat nog een hoekje af, want dat maakt uw mes extra stoer.

    7.    De smid vormt de punt die in het heft zal gaan. Gij blijft eraf want ge hebt geen idee wat ge aan het doen zijt.

    8.    Hammer time: ge hamert met zijn drieën om de beurt de lapjes metaal tot moes. De hamers zijn zwaar en ge krijgt blaren en uw handen beginnen te beven. Ge hamert verder. Tinggg. Tinggg. Tinggg. Eén twee drie één twee drie wisselt ge elkaar af terwijl de smid het lemmet op het aambeeld omkeert en op zijn plaats houdt met een tang.

    9.    Na een oneindigheid hameren en correcties van vader en zoon meestersmid, beginnen die oranje gloeiende dingetjes eindelijk min of meer op een mes te lijken.

    10.    Ge moogt het merkteken van de meestersmid, een gestileerde S, in uw lemmet slaan. (Ik sla mis en het wordt een halve S. Ik doop mijn mes Half-Assed.)

    11.    Zoons en leerjongens hebben rozenhouten heften geprepareerd en slijpen houten houders voor uw lemmet.

    12.    De smid toont u hoe ge een sluitstuk maakt voor de verbinding van het blad en het heft. Een op maat geknipt stukje aluminium wordt rond geslagen op een soortement koevoet zodat het de vorm van een buis krijgt. Hij krabt wat vuiligheid van de grond, kiepert er een scheut water bij en smeert het kleimengsel op de naad van het aluminium buisje. Dat moet dienen om de koperdraad, die hij uit een elektriciteitkabel haalt door hem plat te slaan met zijn hamer, niet te laten uitlopen wanneer hij smelt en de boel aan elkaar gelast wordt. Hij knipt het koperdraadje op maat, legt het op de binnenkant van de naad en strooit er wat as op, om de verhitting te versnellen. Het boeltje gaat in de oven, de bladblazer gaat aan tot het vuur blauw is en er komt een mooi rond stukje oranje uit.

    13.    Het buisje gaat rond het heft.

    14.    Elk blad wordt nogmaals gehamerd met een kleinere hamer, de meester checkt een stuk of twaalf keer op ge het wel echt recht geklopt hebt. Hij knikt van ja en slaat er dan zelf nog een eindje op los.

    15.    Het blad verhuist naar de slijpschijf. De gensters worden gerecupereerd om sigaretten mee aan te steken (net als hete kolen en de pook).

    16.    Na de slijpschijf wordt er gepolijst met een kleinere, zachtere slijpschijf. Gij zijt gereduceerd tot toeschouwer, dit is het werk van de echte mannen.

    17.    Het lemmet wordt opnieuw verhit voor de laatste, cruciale stap: het temperen. Het komt erop aan het hete blad in koud water onder te dompelen om het te verstevigen en het bestaan van uw mes tot het einde der tijden te garanderen. De timing is van belang, net als de hoek waarin het mes onder water gaat. Als dit de mist in gaat, is uw mes geen hol waard en breekt het van zodra ge een tomaat wilt halveren. Zoonlief, al drie jaar in opleiding, heeft het nog steeds niet onder de knie. Gij kijkt toe terwijl het blad sist en rookt.

    18.    Een nieuw rondje polijsten en het lemmet gaat van zwart naar blinkend. Kijk ‘em shinen!

    19.    Een leerjongen werkt intussen de houders af door de vorm van elk mes af te tekenen op beide helften hout, de vorm er uit te slijpen en beide helften aan elkaar te plakken met lijm en zaagsel.

    20.    De smid breekt stukjes hars, geoogst uit een boom die vergeven is van het gespuis. De harde, ronde pannenkoekjes zijn bruin en groen en blauw en goud en ruiken heerlijk. Hij friemelt kleine stukjes in de holte van het heft, verhit het lemmet in de kolen en duwt de langwerpige onderkant ervan in het heft. De hars smelt onmiddellijk en verhardt bij het afkoelen zodat alles eeuwig en onvermurwbaar op zijn plaats blijft zitten.

    21.    Het lemmet gaat op de watersteen en wordt geslepen tot ultiem gevaar. 

    22.     Ge maakt een foto want ge zijn trots en tracht elk vindbaar voorwerp te vierendelen. Niemand raakt gewond.